Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Die togen op in Juda, en [34]braken daarin, en voerden alle have weg, die in het huis des konings gevonden werd, zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; zodat hem geen zoon overgelaten werd, dan [35]Joahaz, de kleinste zijner zonen. 34. Te weten, door geweld van wapenen alles doorlopende en doordringende tot Jeruzalem toe; ja ook de stad innemende en die plunderende, gelijk uit het volgende blijkt. 35. Ook genoemd Ahazia, onder, hfdst.22 vs.1, en Azarai, onder, hfdst.22 vs.6.